Links & Literatuur Contact Zoek Home


Duizendblad en Christoffelkruid (Vogelwikke)

De (Volks)geneeskunst

(Bron: Volksgeneeskunst in Nederland en Vlaanderen, Paul van Dijk, arts)

Kenmerken van de volksgeneeskunst:
In de volksgeneeskunst zijn de twee bestanddelen - nl. de ervaring en het magisch-mystieke denken - nauw met elkaar verweven en in de praktijk nauwelijks van elkaar te scheiden. Deze verwevenheid is één van de meest wezenlijke kenmerken van de volksgeneeskunst.
De volksgeneeskunst is de moedergeneeskunst waaruit alle vormen van geneeskunst en -kunde zijn ontstaan.

De kruidengeneeskunst:
De kruidengeneeskunst is gedurende duizenden jaren de voornaamste behandelingsmethode voor de zieke mens geweest. Bij vrijwel alle volken was een vorm van behandelen met planten aanwezig. Ook in onze landen was de kruidengeneeskunst een belangrijk onderdeel van de volksgeneeskunst. Het gebruik van kruiden was eeuwenlang sterk vermengd met magische handelingen. Geneesmiddelen zonder ritueel of toverspreuk waren niet werkzaam.
In de middeleeuwen is de kruidengeneeskunst terug te vinden in de kloosters. De monniken, die lezen en schrijven hadden geleerd, begonnen de werken van de oude Grieken en Romeinen te bestuderen. In de tuinen rondom de kloosters werd een aanzet gegeven tot het verbouwen van geneeskruiden en in de kloosters werden de eerste zieken verpleegd. Er kwamen jaarlijks processies in plaats van de grote heidense feesten om de demonen te verjagen.

Middeleeuws kruidhof
Middeleeuws kruidhof
(Klik op de foto voor een vergroting)

Na de hervorming verdwenen de kruidentuinen bij de kloosters en werd het kweken van kruiden overgenomen door wereldlijke, meest stedelijke instellingen, de gasthuizen. Hiernaast begonnen in de steden gevestigde apothekers al gauw met de aanleg van kruidentuinen ten behoeve van de eigen apotheek.

Het Christendom heeft van het begin af aan gestreden tegen de heidense magie. In de praktijk bleken de grenzen tussen magie en religie echter zeer vloeiend te verlopen! Er was dan ook een sterke verbondenheid tussen volksgeneeskunst en religie. In vele volksgeneesmiddelen kwam dit tot uiting. Zo was b.v. dauw uit de Johannesnacht een goed middel tegen dauwworm en huiduitslag; eieren, gelegd op Witte Donderdag, genazen t.b.c. en water afkomstig van in de kerstnacht gevallen sneeuw was goed tegen oogklachten.
Jicht heelde men door het dragen van 9 stukjes essentwijg, die klokslag 12 uur op Goede Vrijdag in volle zwijgen met een houw (in de naam van de Drievuldigheid) werden afgehakt.

Vliertak
Vliertak
(Klik op de foto voor een vergroting)

In de Zwabische Alpen (1930) gaat men in de nacht van Witte Donderdag op Goede Vrijdag klokslag middernacht naar het kerkhof om een vliertak af te snijden en uit te hollen. Als men daarmee op Goede Vrijdag naar de kerk gaat, zal men tijdens de mis alle heksen kunnen herkennen.
Hulstbladen, vooral die op Goede Vrijdag geplukt zijn , helpen tegen koorts. Vooral onder het aanroepen van ‘Vader, Zoon, Heilige Geest! Ze helpen ook tegen splinters en wratten.
Met een hazelaartak, gesneden in de nacht van Goede Vrijdag onder het prevelen van een zegenformule en met het gezicht naar het oosten gekeerd, kon men iemand op afstand een pak rammel geven. Vlas zaaide ment op donderdag en wel het liefst op Witte Donderdag.

In vroegere tijden was purgeren samen met dieetvoorschriften en braakkuren de basis van de hippocratische geneeskunde. De monniken geloofden dat de purgerende werking van kruiden kon worden verhoogd door ze aanwezig te laten zijn bij de heiligen-feesten of door ze te besprenkelen met wijwater!. Ook in onze tijd is deze verbondenheid nog duidelijk aanwezig. Het sterkst komt dit tot uiting in de katholieke kerk, met name de bedevaarten, om verlichting van klachten te krijgen. In de Protestante kerken is er een speciale dienst der genezing!
(Bron: Volksgeneeskunst in Nederland en Vlaanderen, Paul van Dijk, arts.
ISBN 90 202 5057 4,1981 uitgeverij Ankh-Hermes b., Deventer)

 Flora Diabolica

In de middeleeuwen rekende het devote volk bij alle mogelijke soorten onheil op de voorspraak van een groep heiligen, vrouwen en mannen, die de 14 Noodhelpers genoemd werden. Men twijfelde er niet aan, dat aan alle Heiligen speciale terreinen toegewezen waren, waarop zij bij uitstek bescherming konden bieden, zoals de H. Barbara in het uur van sterven, H.Catharina van Siena bij allerhande ziekten, de H. Margareta bij bevallingen, St Vitus tegen psychische ziekten en de H. Apollonia bij kiespijn.

Antonius Abt
Antonius Abt
(Klik op de foto voor een vergroting)

De Pestheiligen werden aangeroepen tegen besmettelijke ziekten. De belangrijkste waren Antonius Abt, Christoffel, Rochus en Sebastianus.
De idee van de bescherming berustte op het feit dat men de moeilijk verklaarbare besmetting toeschreef aan pijlen, die door engelen als straf op de mensen werden afgeschoten. En Heiligen zouden deze wapens kunnen tegenhouden. Pas met Ignatius van Loyola in de 17e eeuw drong het besef door, dat micro-organismen de verspreiders van de ziekte zijn.
Iedere heilige had zijn/haar eigen bloemen (zie ook "Volksnamen").

Antonius Abt
Brunella vulgaris
(Klik op de foto voor een vergroting)

Enkele Antoniusbloemen zijn:
De Teunisbloem, aan hem gewijd en zijn naam dragend. Ook de gewone brunella, die in de Elzas St. Antoniuskraut heet en in ons land bekend was als GODSHEIL en GODSWONDENKRUID.
In de middeleeuwen werd de brunella vooral toegepast bij difterie. Op schilderijen van de Elzasser Primitieven zie je wel een vaasje met brunella afgebeeld in de buurt van het Christuskind! Men was er van overtuigd, dat er een beschermende kracht uitging van een dergelijke afbeelding. Al die symbolische bloemen werden niet voor niets afgebeeld op de middeleeuwse panelen!

Andere kwalen en ziektes werden toegeschreven aan het boze oog of de duivel. Deze moest verdreven worden door middel van anti-diabolische kruiden en deze werden op talloze manieren in het dagelijkse leven toegepast. Om de horens, in het drinkwater en voedsel van het vee gedaan, ceremonieel gebrand en gehangen in huizen en schuren en gestopt in kieren en sleutelgaten, konden ze hun heilzame werking uitoefenen. Het waren vooral lip –en schermbloemigen met een sterke geur.

Salvia officinalis
Salvia officinalis
(Klik op de foto voor een vergroting)

De familie der lipbloemigen, ook wel Labiatae genoemd, bestaat uit 200 genera en meer dan 3000 soorten, waaronder zich geen enkele giftige bevindt.
De planten worden gekenmerkt door hun vierkantige stengels, ovale, tegenoverstaande blaadjes en meestal tweelippige bloemen met uitstekende drielobbige onderlip. De familie telt enkele heesters, maar voornamelijk kruiden, waaronder siergewassen, keukenkruiden en geneeskrachtige planten.
De in ons land voorkomende labiaten hebben saprijke stengels en bladeren.
Het eerste opvallende aan deze planten is de geur. Om de geur werden de blaadjes gedroogd in reukzakjes, potpourri’s en pomeransen (reukballen) bewaard en tegen motten en ander ongedierte in linnenkasten en dekenkisten gelegd. Om de geur stonden ze op de lijst van strooikruiden die Thomas Tusser in 1576 opstelde voor zijn tijdgenoten en werden ze gestrooid en geschroeid in huizen en stallen waar ze andere, onaangename geuren maskeerden en mensen en vee tegen infectieziekten beschermden.
Toen men later de directe geneeskrachtig werking der lipplanten besefte, paste men die toe waar dat nodig was. Versterkende munt werd in ziekenkamers gehangen; men ging op ziekenbezoek met een ruikertje tijm om zich tegen besmetting te vrijwaren en men wreef zich bij jicht de ledematen met de verwarmende marjolein.

Scutellaria
Scutellaria
(Klik op de foto voor een vergroting)

Het grote geloof in de helende werking van bepaalde planten is terug te vinden in namen als:
Godsgenade, Godsheil, Godsgratie, Godshulp of Godsgaaf voor gratiola officinalis, geranium robertianum, helianthemum chamaecistus, bupleurum, chelidonium, vincetoxicum, marrubium vulgare, brunella vulgaris en scutellaria (= glidkruid). De laatste staat op deze foto afgebeeld:


Hieronder volgen enkele planten die al sinds oude tijden op één of andere manier als geneesmiddel gebruikt werden:


Gevlekte Aronskelk
Gevlekte Aronskelk
(Klik op de foto voor een vergroting)

Gevlekte Aronskelk
(Arum maculatum L.)
Aronsstaf, Duivelsstokjes, Hazenooren, Speerwortel.
Bloeitijd April-Mei. Hoogte 15 tot 45 cm. In bossen en op vochtige, beschaduwde plaatsen komt deze plant vrij algemeen voor. Alle delen van deze plant zijn vergiftig, maar vooral de wortelstok. Wordt de plant of knol echter gedroogd of gekookt, dan verliest zij haar giftige bestanddelen en wordt zelfs gegeten.
Vroegen beschouwde men de wortel als een uitstekend middel tegen de uitwerking van vergif, terwijl een lepel vol van het sap als geneesmiddel werd aanbevolen bij pest, melaatsheid enz.


Knoflook
Knoflook
(Klik op de foto voor een vergroting)

Knoflook
De knoflook is afkomstig uit centraal Azië en wordt bij ons gekweekt. Al bij de oude Grieken speelden de verschillende soorten uien, naast die van volksvoedsel, een grote rol in de geneeskunde en in het volksgeloof. Uien behoorden tot de gewone offeranden, aan de goden gebracht.
Vooral in Rusland, Turkije, Spanje, Italië en Griekenland worden zeer veel uien gegeten, ook rauw. Het gebruik verspreidde zich echter in het begin der middeleeuwen over heel Europa en vooral in de volksklasse werd het een veel gegeten voedsel.

Gedurende de middeleeuwen werden knoflook en andere uien veel toegepast in de geneeskunde, omdat men dacht dat de scherpe geur, vooral van de knoflook, de heksen en andere boze geesten op de vlucht joeg. Men was er stellig van overtuigd, dat heksen in het geheel niet tegen onaangename luchtjes konden. De ziekten die men met knoflook bestreed waren dan ook hoofdzakelijk die ziekten, waarvan men dacht dat ze door duivelse krachten opgeroepen waren, zoals pest, kiespijn, vergiftiging, beten en steken van " venijnige gedierten" , zoals Dodonaeus zegt.


Salomonszegel
Salomonszegel
(Klik op de foto voor een vergroting)

Salomonszegel
(Polygonatum officinale All.)
Jacobsladdertje, Dalkruid, Slangeblaan, Adderkruid, Fonteinkruid, Valsche lelietjes, Mot met Biggen
Van Salomonszegel werd in de oude geneeskunde de wortelstok gebruikt. De bladeren en bessen verwekken brakingen, hoewel men de jonge loten gekookt moet kunnen eten. In onze geneeskunde vindt ze geen toepassing meer, wel echter in de volksgeneeskunde waar ze nog evenals vroeger tegen ontstekingen en bij gekwetste plekken gebruikt wordt. Ook als amulet gebruikte men de wortel. Hiertoe graaft men op St. Jansdag (24 juni) de salomonszegel uit. De wortel wordt tot een amulet gesneden in de vorm van een klein klimopblad zonder steel. Het moet geluk aanbrengen en voorspoed en men moet het altijd bij zich dragen.

Kerstroos
Kerstroos
(Klik op de foto voor een vergroting)

Kerstroos
( Helleborus Niger. L.)
Nieswortel, Heilig kerstkruid, Sneeuwwortel, Winterlelie, Duivelinne ...

De plant, vooral de wortel is zwaar giftig. Helleborus betekent dat de plant dodelijk werkt. Bij de Grieken was het een van hun beroemdste geneesmiddelen, dat vooral tegen waanzin en epilepsie helpen moest. Ook als nieskruid werden ze gebruikt, met stampte de wortel fijn en snoof het poeder dan op, waarop hevige niesbuien volgden.
Ook als middel tegen de pest was het bekend, men stak daartoe de wortel in de builen.


Stinkende Gouwe
Stinkende Gouwe
(Klik op de foto voor een vergroting)

Stinkende Gouwe
(Chelidonium majus L.)
Celiadone, Celedon, Godsheil,Oogenklaar, Wrattekruid, Zwaluwkruid, Schiewortel ...

Het gele melksap van deze plant is zwak giftig. Het werd vroeger vaak als purgeermiddel gebruikt.
Wanneer men de plant in zijn zak draagt, tesamen met het hart van een mol, dan overwint men zijn vijanden en kan men zich aan allerlei nare dingen onttrekken. Legt men het op het hoofd van een zieke, dan kan men zien of deze geneest. Begint de zieke te huilen, dan geneest hij, zingt hij dan sterft hij.


Sint –Janskruid
Sint –Janskruid
(Klik op de foto voor een vergroting)

Sint –Janskruid
(Hypericum perforatum L.)
Wonderkruid, Johanneskruid, Duivelsjacht, Jaag-den-duivel, Oliebloempje, Godewaar,……..

In de volksgeneeskunde speelde de plant natuurlijk ook haar rol. Het hielp bij wonden en verder tegen lever-, nier- en longkwalen, tegen rheumatiek, maag- en buikbezwaren, tegen zenuwaandoeningen, gezwellen en alle mogelijke “duivelsche” kwaaltjes. Zo verjoeg het ook motten, die voor alle huisvrouwen een plaag waren en nog steeds zijn!


Gewone sleutelbloem
Gewone sleutelbloem
(Klik op de foto voor een vergroting)

Gewone sleutelbloem
(Primula Veris L.)
Vroeger werden de bloemen en de wortel, die naar anijs smaakt en bitter is, in de geneeskunde gebruikt. Het was een heilige plant en genas dus alle kwalen van de duivel zoals jicht, rheumatiek en hoofdpijn, terwijl ze een pijnstillende en kalmerende werking moest hebben. Met veel suiker was het een hoestmiddel (sleutelbloembonbons).


IJzerhard
IJzerhard
(Klik op de foto voor een vergroting)

IJzerhard
(Verbena officinalis L.)
Kerkkruid (Vlaanderen)

Dit onaanzienlijk schijnende plantje heeft in de oudheid en de middeleeuwen een roem genoten zo groot als maar weinig planten is ten deel gevallen. Waarom dit zo was, is niet na te gaan.
IJzerhard werd beschouwd als een alles genezend, tot iedere toverkunst in staat zijnd kruid en tegelijkertijd als een plant, die al het boze kon weren. Het spreekt dan ook van zelf dat Verbena een van de beroemde toverkruiden van Albertus Magnus was.
Om haar haar volle kracht te laten moest men haar op Goede Vrijdag, liefst met een gouden voorwerp, nooit met een ijzeren voorwerp, uitgraven.
Het was een heilig kruid maar tevens een onderdeel van de heksenzalf en de heksen en tovenaars, die naar de sabbath gingen, droegen een kousenband van Verbena; dan waren ze onvermoeibaar.
Daarom droegen wandelaars en bergbeklimmers het in de schoenen. Het was een wenskruid waarmee men op St. Jansnacht schatten kon vinden. Het genas alle besmettelijke ziekten en zenuwziekten, dus alle “ duivelsche ziekten” .


Hondsdraf
Hondsdraf
(Klik op de foto voor een vergroting)

Hondsdraf
(Glechoma hederacea L.)
Hondsdraf werd in een krans om de uier van de koe gedaan wanneer zij in het voorjaar buiten kwam om de melk er doorheen te laten stromen. Dan zou de melk de hele zomer goed blijven. Hondsdraf hielp bij zweren, open wonden, huidaandoeningen, fistels en difterie. Dus zeer heilzaam, waarom het gebruikt werd in de reinigende voorjaarssoep, die op Witte Donderdag gegeten moest worden.
Volgens volksgeloof hielp de plant ook tegen kiespijn en Jezus gaf St. Petrus de raad om drie takjes hondsdraf te nemen en daar op te kauwen, toen deze eens kiespijn had. St. Petrus deed aldus en de pijn verdween. Men zegt dat het sindsdien al voldoende is om met drie takjes van buiten langs de wang te wrijven om de kiespijn te doen verdwijnen.
Fistelpot
In het begin van de vorige eeuw kreeg de zgn. fistelpot grote bekendheid:
De zalf bestond uit: karweizaad, lavas, laurierbessen, wierook, zevenboom, poeder van hertshoorn, kruidnagelen, witte peper, nootmuskaat, kruipend hondsdraf, jeneverbessen en 2 eierdooiers, opgelost in 1 kg roomboter. De bedenker van deze fistelpot werd beschouwd als een kwakzalver en kwam hiervoor zelfs in de gevangenis terecht!

Salie
Salie
(Klik op de foto voor een vergroting)

Salie
(Salvia Officinalis L.)
De monniken brachten de salie naar het noordelijk Europa over en tijdens de middeleeuwen was het een zeer geliefde plant, die in geen enkele kruidentuin ontbrak.
Het was een plant die door haar bloemen, reuk en bitterzoete smaak de aandacht trok en de suggestie is dikwijls een goede heelmeester. Uit de Salermitaanse school is het gezegde bewaard gebleven: “Hoe kan de mens sterven, die salie in zijn tuin kweekt?”
De geneeskrachtige kruidenwijnen der monniken bevatten dikwijls salie.
Het was een “weldoende” plant en toch ook een plant die door magiërs bij al hun toverijen gebruikt werd. Ook bij het onttoveren werd het toegepast. Dan moest men een lamsbout eten, toebereid met salie en ijzerkruid.
Tegenwoordig wordt het gebruikt bij het samenstellen van gorgeldranken en tandpasta.

Valeriaan
Valeriaan
(Klik op de foto voor een vergroting)

Valeriaan
(Valeriana officinalis L.)
Duvelsdrek……

Het gebruik van de valeriaan als geneeskruid is al heel oud. Het diende hoofdzakelijk tegen hysterie en krampen. Volgens sommigen is de plant genoemd naar de arts Plinius Valerianus of wel eenvoudig weg naar het latijnse woord “ valera” = gezond. Want dat was ze, dacht men; ze hielp tegen pest en koorts en de duivel kon de plant niet uitstaan, net zo min als de roofdieren dat konden. Daarom zette men valeriaan bij de bijenkorven, dan werd de honing niet gestolen. De walgelijke reuk en de stompe wortel waren ontstaan doordat de duivel uit woede over de goede eigenschappen der plant een stuk van de wortel afgebeten had en de plant had verontreinigd.


Duizendblad
Duizendblad
(Klik op de foto voor een vergroting)

Duizendblad
(Achillea millefolium L.)
Herba Sanguinaria, Nosebleed, Nesebloede, Herbe aux Charpentiers, Zimmermannskraut Dit kruid bevat looi- en bitterstoffen en werd daarom ook gebruikt bij maag- en leveraandoeningen. Men drinkt thee van de plant en drinkt die in grote hoeveelheden. Doet men dat, dan heet het goed te zijn tegen wonden, gezwellen, maagbezwaren, zeunwachtigheid, nier-, lever-, blaas-, borst-, en longziekten, rheumatiek, roodvonk, krampen, moeilijk tanden krijgen en dan is het nog een schoonheismiddel ook .
Het was ook een antiduivels kruid en daarom werd het wel in kruidwisschen gedaan.

Boerenwormkruid
Boerenwormkruid
(Klik op de foto voor een vergroting)

Boerenwormkruid
(Tanacetum vulgare Bernh.)
Reinevaar, Reinvaan, Wormzaad, Donderbloemen…. Dit kruid ruikt sterk en smaakt bitter, dus het is begrijpelijk dat het in de volksgeneeskunde gebruikt wordt, met name tegen wormen.
In het volksgeloof was het een anti-duivelse plant, die bij het negenderhande kruid behoorde en die in menige kruidwisch zijn plaatsje had. Het belette heksen hun toverwerk uit te voeren en wie op Paasmaandag of -dinsdag een kop reinvaanthee dronk, kreeg het gehele volgende jaar geen koorts. De heksen brouwden onweer met de plant en met de bloemen, die tussen 11 en 12 uur ’s nachts op St. Jan bloeiden, maakten zij zich onzichtbaar.

Absint-Alsem
Absint-Alsem
(Klik op de foto voor een vergroting)

Absint-Alsem
(Artemisia absinthium L.)
De fijngedeelde bladeren zijn heel bitter en worden in de geneeskunde gebruikt. Berucht is de plant geworden door de likeur die men er van maakt. Vooral in Frankrijk werden zij, tot het verbod in 1915, daarvoor veel gekweekt. Deze likeur heeft namelijk tot verscheidene chronische vergiftigingsverschijnselen, met als gevolg geestelijke stoornissen, aanleiding gegeven. Men noemt dit absinthisme.

Maagdenpalm
Maagdenpalm
(Klik op de foto voor een vergroting)

Maagdenpalm
(Vinca sp.)
Maagdenpalm moest op palmzondag geplukt worden en zou dan heksen en kwade toverij afweren (Duitsland).
De plant werd onder het hoofdkussen van kinderen gelegd tegen krampen en pijn bij tanden krijgen. In Duitsland werd het vee op Goede Vrijdag met maagdenpalm gevoederd, om ze van allerlei ziekten te vrijwaren. Ook was het een middel om liefde tussen man en vrouw op te vijzelen. Men droogde en verpulverde eerst de plant, wikkelde ze dan in Huislook met wormen en at ervan tijdens de maaltijden.

Tot slot nog een klein voorbeeld van wat je kunt doen bij kiespijn
(Bron: Volksgeneeskunst in Nederland en Vlaanderen, Paul van Dijk, arts):

  -
bedevaart maken naar Brussel (Heilige Apollonia),
  -
belezen: heden is de pijn verschenen/de pijn verdwijnt/ in de naam des Heren/ geen zeer. Bij het uitspreken over de wang van de patient wrijven
  -
het sap van rode bieten door de neus opsnuiven.
  -
een stukje hout uit een boom (bij voorkeur een vlier) snijden. Daarmee in de zere kies peuteren tot er wat bloed aanzit en daarna in de boom terugzetten. Vervolgens met ontbloot hoofd driemaal “in den Naam des Vaders” zeggen en een kruisteken over de boom maken.
  - een stukje wortel van duizendblad in de kies stoppen
  -
mond gorgelen met thee getrokken van herderstasje
  -
een teentje knoflook in het oor doen
  -
kauwen op gedroogde saliebladeren
  - kauwen op 3 takjes hondsdraf

Heilige Apollonia


print Print

Fonds Kerktuin NPB Wassenaar